Roemenie, Moldavië en het autonome "schurkenstaatje" Transdnjestrië 2011

27 augustus 2013

Maandag

Vandaag begin ik, een dag na mijn vijftigste verjaardag, aan een reis naar Roemenie en Moldavië om van daaruit Transdnjestrië te bezoeken.

Transdnjestrië wordt op meerdere sites een "schurkenstaatje" genoemd, dat zich na een oorlog in de jaren negentig heeft losgemaakt van Moldavië.

Ze hebben zich autonoom verklaard, maar worden door niemand erkend, met uitzondering van Rusland.

Er moet je daarom niets overkomen, want hulp van één of andere ambassade van een bevriende natie hoef je niet te verwachten.

Juist omdat de berichtgeving zo negatief is en eigenlijk bijna niemand weet hoe het er daadwerkelijk aan toe gaat met betrekking tot toeristen is mijn nieuwsgierigheid geprikkeld en vind ik dat ik er maar eens moet gaan kijken.

Ik heb nog geen idee hoe ik het zal aanpakken. Het landje heeft een eigen regering, eigen geld, maar ook een eigen douane en op allerlei fora is ook te lezen dat de douane enorm corrupt is.

Dat is echter van later zorg.

Ik zal overnachten in treinen, Boekarest, Chisinau, Iasi en Cluj Napoca, van waar ik zal terug vliegen.

Ik stap in Enschede in de Regionalbahn naar Dortmund en na een comfortabel treinreisje van twee uur kom ik aan op het station van Dortmund.

Daar pak ik de bus, de Airportexpress en om halftwee zit ik al bij de gate voor de vlucht van tien over drie naar Boekarest met Wizzair.

Met deze prijsvechter kun je echt voor een prikkie naar bestemmingen in met name Oost Europa vliegen.

De vlucht verloopt voorspoedig en aangezien het in Boekarest een uur later is, kom ik om halfzeven aan op Boekarest Baneasa Aurel Vlaicu Airport.

Het vliegveld ligt ongeveer acht kilometer ten noorden van het centrum van Boekarest.

Ik heb eigenlijk geen zin om te zoeken naar een bus voor het centrum om van daaruit weer te moeten zoeken naar een goede verbinding naar het hotel, dus ik besluit een taxi te nemen.

Als ik naar buiten loop zie ik de taxi standplaats. Ik wandel er naar toe en vraag aan de eerste de beste taxichauffeur wat een ritje naar het hotel kost.

Hij vraagt € 20,--. Ik bedank en zeg in het Duits dat dat belachelijk is en dat ik niet meer dan € 10,-- wil betalen, wat al te veel is.

Het lijkt er op dat de rest van de chauffeurs goed meeluistert want de volgende vraagt € 15,-- en ook dat weiger ik en ik zeg dat ik met de bus zal gaan.

Als ik dan al weer op weg ben richting de bus, komt er een chauffeur achter mij aangelopen en hij zegt dat hij mij voor € 10,-- bij het hotel wil afzetten.

Ik ga akkoord en loop met de man naar een werkelijk ongelooflijk aftandse Dacia. Het is echt bloedheet en als we nog maar net op weg zijn wil de chauffeur zijn raam open doen.

Hij ramt met een enorme dreun tegen het raam, wat spontaan vrijwel helemaal in de sponning zakt.

Terwijl we inmiddels een behoorlijke snelheid hebben ontwikkeld, prutst de chauffeur dat het een lieve lust is om zijn raam weer naar boven te hijsen.

Hij krijgt een puntje te pakken en als hij het raam ongeveer tot een half open stand heeft weten te krijgen, wrikt hij wat en dat zorgt ervoor dat het raam blijft hangen.

Hij knikt goedkeurend tegen mij, mompelt wat dat het warm is in het Duits en zonder al te veel problemen word ik keurig voor mijn hotel "La Casa" afgezet.

Het hotel ligt behoorlijk buiten het centrum, maar blijkt achteraf een goede keus te zijn.

Prima service, goed ontbijt en ruime kamers met, niet onbelangrijk, de tram voor de deur.

Ik check in en als ik mijzelf heb opgefrist besluit ik nog even op pad te gaan naar de Piata Unirii.

Tram 45 stopt echt pal voor de deur. Ik heb nog geen kaartje en het schijnt dat ik die ook niet kan kopen bij de chauffeur.

Ik gok er dus maar op en zonder kaartje hobbel ik drie haltes mee tussen de Roemenen in de bloedhete tram.

Bij het metrostation 1 mei stap ik uit op metrostation Basarab.

Ik loop naar het bord met de verschillende lijnen er op en moet toch even zoeken naar de goede lijn.

Ik kijk denk ik wat bedenkelijk, want er komt een jongen op mij toe stappen en vraagt in een voor mij onverstaanbare taal waar ik naar toe moet.

Tenminste dat denk ik. Ik denk dat het een zigeunerjongen is en ik moet heel eerlijk zeggen dat ik wat op mijn hoede ben, het is avond en ik ben in de metro van Boekarest, dus een beetje begrijpelijk is het, toch?

Het blijkt maar weer eens een verkeerde inschatting, want als ik zeg Piata Unirii lacht hij blij.

Hij gebaart mij met hem mee te lopen naar de gele lijn en als de metro aankomt stapt hij met mij in.

Hij maakt mij duidelijk dat ik er na zes haltes uitmoet en dat is het. Ik geef hem een hand en bedank hem.

Na zes haltes stap ik uit op metro station Piata Unirii I. Ik wandel naar de uitgang en merk dat de temperatuur nu echt aangenaam is.

Ik slenter wat rond in de omgeving en toch wel wat moe zoek ik een gezellig terrasje op en eet een heerlijke pizza.

Samen met twee biertjes betaal ik omgerekend € 6,25.

Het is al behoorlijk laat als ik terug ben in mijn hotel. In slaap vallen is geen probleem.

Dinsdag

Ik heb prima geslapen en na een goed ontbijt ga ik eerst op pad naar Gara de Nord om daar alvast een ticket te kopen voor de nachttrein naar Chisinau.

Ik vertrek pas morgenavond, maar ik wil het ticket nu kopen, zodat ik daar geen omkijken meer naar heb.

Ik sluit aan bij een rij voor één van de loketten en wacht geduldig op mijn beurt. Als ik dan eindelijk voor aan de rij sta en de wat chagrijnige ogende vrouw tegen mij knikt zeg ik alleen maar Boekarest to Chisinau.

Meer hoeft niet, ze verwijst mij onmiddellijk door naar de kassa voor internationale tickets, dat maak ik tenminste op uit haar woorden en dat dit kassa 1 of 2 betreft.

Na een tijdje rondlopen en zoeken vind ik kassa 1 en 2. Voor beiden staat een lange rij en ik besluit maar aan te sluiten bij kassa 1.

Het duurt allemaal lang en ik ben blij dat ik niet tot kort voor vertrek heb gewacht om een kaartje te kopen.

Kassa 1 kent een klein loket met een grote ruimte er achter, waar vier dames druk zijn met van alles en nog wat. Een simpel kaartje uitdraaien gaat niet erg eenvoudig, want pas na een half uur is de rij opgelost en ben ik aan de beurt.

Ik zeg dat ik een kaartje wil naar Chisinau aan de dame achter het loket. Ze spreekt wat Engels en zegt dat het geen probleem is. De procedure wordt in gang gezet en als alles bijna in kannen en kruiken is, vraagt de dame hoe ik wil betalen. Cash of card. Ik zeg cash en dat is jammer. De dame maakt een gebaar wat zou kunnen betekenen "oh nee hè, alles voor niets", om dan te zeggen dat ik moet aansluiten in de rij achter kassa 2.

Nou is kassa 2 een zelfde klein loket, maar met dezelfde ruimte er achter als bij loket 1 en met dezelfde dames, zonder scheidingswanden of iets dergelijks.

Dus dame van loket 1 kan het kaartje doorgeven aan dame van loket 2, mij laten betalen en klaar is kees. Nee dus, achter aansluiten in rij 2 en wachten.

Als ik net in de rij sta komt een jonge vrouw op mij af en vraagt in het Russisch of ik Russisch ben. Ik heb ooit een paar lessen Russisch gevolgd om in ieder geval het alfabet te beheersen en wat woorden te herkennen. Ik versta dus wat ze vraagt, maar voor wat het antwoord betreft hou ik het maar op njet.

De vrouw gaat in het Engels over en zegt dat ze uit Spanje komt en Russische ouders heeft die in Chisinau leven.

Ze was vanmorgen om 07.00 uur al hier bij hetzelfde loket voor de trein van vandaag naar Chisinau.

Er werd haar toen doodleuk verteld dat ze vanmiddag maar weer moest komen, want er waren geen kaartjes.

Het is nog steeds morgen en ze probeert het gewoon weer. Gezellig kletsend met haar schiet de tijd wel sneller op en als ik bij het loket ben aangekomen, krijg ik nota bene van dezelfde vrouw mijn ticket.

Hoewel het allemaal al veel in het voordeel is verbeterd, sluimert nog overal de oude communistische mentaliteit en verborgen werkloosheid.

Ik heb mijn kaartje en ga naar Piata Unirii. Ik was tien jaar geleden al eens in Boekarest en ik heb wel het idee dat het qua bebouwing en infrastructuur vooruit is gegaan.

Ik wandel eerst naar een klein kerkje, wat ik vanaf de metro kan zien liggen en wat ingeklemd ligt tussen hoge gebouwen.

Het is inmiddels al goed warm en ik drink eerst maar een Ice Tea voordat ik verder ga.

Ik besluit vanaf de Piata Unirii, dat het Paleis van het Volk via een grote boulevard verbindt met de rest van de stad, naar de Roemeense Patriarchische Kathedraal te lopen.

De Kathedraal is het centrum van het Roemeens Orthodoxe geloof. Op het terrein bevindt zich verder naast de Kathedraal onder andere een kapel en het Patriarchisch Paleis.

Ik bekijk de diverse gebouwen en wandel dan door naar het Paleis van het Parlement, volgens mij nog steeds meestal het Paleis van het Volk genoemd.

Aan het eind van de lange weg naar het Paleis sla ik echter eerst nog links af, om het Antim Klooster te zoeken.

Dat lukt mij al vrij snel en ik bekijk het in de achttiende eeuw door een bisschop gebouwde complex.

Als ik alle bezienswaardigheden heb gezien wandel ik verder naar het Paleis van het Parlement.

Het is het op één na grootste gebouw ter wereld, na het Pentagon.

Het is gebouwd door Ceausescu, waarschijnlijk beïnvloed door zijn eveneens aan grootheidswaanzin lijdende vrouw Elena.

Terwijl de bevolking zuchtte onder het juk van Ceausescu en er een gebrek aan zo ongeveer alles was wat een normale bevolking nodig heeft, zoals voedsel, medicijnen, onderwijs, goede zorg enzovoort, bouwde de dictator er lustig op los.

Hij maakte hierbij gebruik van de duurste materialen en de allerbeste werklui.

Hele wijken moesten plaatsmaken voor het gebouw en de omringende, in een zelfde stijl gebouwde, nieuwe wijken.

Bewoners weren in goedkope alternatieven wegstopt of moesten zich maar zien te redden.

Het enorme gebouw wat uiteindelijk is ontstaan en wat volgens mij nooit helemaal is afgebouwd, is, hoe wrang ook, misschien wel de grootste toeristische trekpleister van Boekarest geworden.

Ik loop naar binnen en regel een tour voor morgen. Er wordt niet naar mijn naam gevraagd alleen naar de nationaliteit en die wordt op een kladje opgeschreven, waarna het kladje naar een iets hoger in de rangorde staande medewerker wordt gebracht.

Nou, het ziet er super amateuristisch en nog behoorlijk communistisch uit, maar ik zal het morgen wel zien.

Ik loop om het gebouw nog even naar het Mihai klooster en loop dan het gezellige centrum in.

Als ik mij in het hotel nog even heb opgefrist, ga ik terug naar het centrum en eet ik een heerlijk lamsgerecht bij een Turks Restaurant.

Ik rij inmiddels nog steeds zonder kaartje in de tram, omdat het mij niet lukt om losse tramkaartjes te kopen bij de kiosken.

Een los kaartje kan ik niet kopen, en voor een soort van abonnement kom ik niet in aanmerking, tenminste zo maakt uiteindelijk een vriendelijke man mij duidelijk.

De vrouw in de kiosk was het niet gelukt om mij ook maar iets duidelijk te maken over de geldende vervoersregels. Dat lag ook aan mij overigens.

Woensdag

Vandaag ga ik weer naar het Paleis van het Volk om aan de rondleiding deel te nemen, die ik gisteren heb besproken.

Wat ze mij gisteren echter niet hebben gezegd is, dat ik mijn paspoort of ID kaart had moeten meenemen.

Als ik mij meld bij de dames aan de receptie vragen ze om mijn paspoort. Ik trek mijn NS jaarkaart uit mijn portemonnee en zeg dat het mijn Nederlandse ID kaart is.

Ik kijk met mijn meest betrouwbare blik, lach vriendelijk naar de dames en hou mijn hand al weer op om mijn "ID kaart" weer in ontvangst te nemen.

Er volgt nog even overleg met een man en dan krijg ik mijn kaart terug en mag ik door.

Een brutaal mens heeft de halve wereld klopt wel aardig.

De rondleiding duurt twee uur en voert ons door maar zeven procent van het gebouw.

We hebben twee kilometer gelopen en zijn ontelbare trappen op en af gegaan.

Ik was hier dus tien jaar geleden ook al eens en als we op het balkon staan, vanwaar Ceausescu het volk toesprak, verteld de gids mij het verhaal wat ik tien jaar geleden ook hoorde en wat een soort van vast gegeven lijkt te zijn geworden in de rondleiding.

Michael Jackson stond hier ooit eens in verband met een concert wat hij gaf in Boekarest voor een massa publiek en sprak toen op een gegeven moment de legendarische woorden "thank you Boedapest". Dat is toch echt ergens anders, zoals iedereen weet.

Na de rondleiding wandel ik door en bekijk ik de omgeving van de Splaiul Independentei en loop door naar het Romeinse Athenaeum.

Het is een mooi gebouw waar tegenwoordig een Filharmonisch Orkest zetelt.

Aan de voorzijde zijn de beeltenissen te zien van vijf Romeinse leiders.

Tot slot bezoek ik de redelijk ver buiten het centrum gelegen Arcul de Triumf, welke gebouwd is naar het voorbeeld van de Franse versie.

Ik heb al ver gelopen en drink maar eens een biertje, maar heel veel tijd heb ik niet, want ik moet met de trein naar Chisinau.

De nachttrein vertrekt om 19.10 uur en ik ben ruim op tijd op het station. Ik drink een bakje loeisterke koffie en als de trein mooi op tijd is, zoek ik mijn plekje in trein 402, wagon 6 en coupe 42.

Ik deel mijn coupe met een man uit de Verenigde Staten en laat die nou Dirk de Jong heten.

Hij komt uit California, maar heeft een Nederlandse moeder.

Hij heeft haar naam aangenomen en is een soort van beursmakelaar, zoals hij zelf zegt.

Hij vertelt mij dat hij zo ongeveer continu reist en met de digitale hulpmiddelen tegenwoordig al reizend handelt.

Ik neem zijn verhaal aan voor wat het is, maar moet zeggen dat het een aardige kerel is, wat een verblijf in een coupe uiteraard wel aangenamer maakt dan dat je met een of andere hork de coupe deelt.

Het is echt verschrikkelijk warm en we drinken een paar biertjes en kletsen over koetjes en kalfjes.

Ik vertel hem dat ik naar Transdnjestrië wil en hij gaat na Moldavië door naar Oekraïne.

Ik ben daar geweest en doe hem wat ideeën aan de hand voor zijn verblijf.

Donderdag

Dirk heeft wel vaak gereisd vertelde hij, maar nog nooit met een nachttrein over landsgrenzen waar controles plaatsvinden, dus ik leg hem tegen twaalf uur uit dat ik ga proberen te slapen voor een paar uurtjes, aangezien er meestal allerlei gedoe is midden in de nacht, zoals controles van politie, douane en in dit geval het wisselen van de onderstellen van de trein als we Moldavië binnen zullen rijden.

Om vier uur in de nacht bereiken we de grens en worden onze paspoorten ingenomen. Het is even rustig en ik probeer wat te dommelen, maar een half uur later komen de beambten terug en krijgen we ook onze paspoorten terug.

Dit was de uitreiscontrole en deel één van het nachtelijk controleavontuur.

De volgende controle is die van de douane van Moldavië, die echter totaal niet is geïnteresseerd in onze bagage.

Deel drie wordt gevormd door een volgens mij Russisch sprekende man. Ik kan het cyrillische schrift lezen, maar verstaan doe ik het Russisch niet echt en laat nou deze man, die niet in uniform is gekleed een heel verhaal afsteken tegen ons.

Na enkele zinnen van hem vraagt de man aan ons of alles ok is, dat wil zeggen hij zegt ok en kijkt naar ons.

Wij zeggen steeds ja en als dit ritueel zich enkele malen heeft herhaald, zegt de man aan het eind uiteindelijk dat hij dokter is, om vervolgens zijn weg te vervolgen naar de volgende coupe.

We lachen nog na om dit bezoek van de overigens vriendelijke dokter, als een grote pet de coupe in zwenkt en de norse Moldavische controleur om onze paspoorten vraagt.

De man heeft een mobile pascontrole bij zich, waar hij de paspoorten in stopt.

Een bliepje volgt en klaar is kees.

Ondertussen is het al wel vijf uur geweest als we weer gaan rijden.

Lang duurt het echter niet, want na een minuut of vijf stoppen we al weer en zijn we aangekomen op de plek waar het onderstel van de trein wordt gewisseld.

Dit is nodig aangezien de breedte van de sporen in Roemenie en Moldavië verschillen.

Ik heb dit wisselen van een onderstel nu een paar keer gezien ergens op de wereld, maar het blijft fascinerend om te zien.

Ook hier wordt weer efficiënt gewerkt en na veel geknal, geknars, gepiep en gekraak is de klus na bijna anderhalf uur geklaard.

Inmiddels is het licht en we rijden nog enkele uren door het Moldavische landschap, soms glooiend, soms vlak met velden met zonnebloemen.

De huisjes zijn over het algemeen in niet al te beste staat.

Rond negen uur in de morgen rijden we Chisinau binnen, de hoofdstad van Moldavië.

Ik heb eigenlijk niet geslapen en ben redelijk moe. Ik neem dus een taxi naar het hotel en wordt zowaar niet afgezet, dat wil zeggen niet met de prijs.

Ik betaal omgerekend ongeveer € 2,40 voor de rit naar het hotel, dat in een buitenwijk van het centrum ligt.

Ik check in bij de vriendelijke medewerkster en fris mij op met een lekkere douche.

Ik heb echt een geweldig mooie kamer, met airco en dat is nodig, want het is enorm warm.

De douche doet wonderen en ik wandel naar het centrum van Chisinau.

De eerste indruk leert dat de Russische invloeden nog goed zichtbaar zijn aan de brede wegen, de gebouwen, beelden en parken.

Ik wandel de grote Boulevard Stefan Cel Mare op mijn dooie gemak over en zie vele mooie gebouwen, soms grotesk, soms klein, maar dan weer liggend op enorme pleinen of tegen een woud van groen.

Er rijden zeer dure luxe auto’s, naast echt de meest krakkemikkige auto’s die ik ooit heb gezien.

De tegenstellingen tussen arm en rijk zijn hier enorm en schijnen steeds groter te worden.

Het openbaar vervoer bestaat voor een groot gedeelte uit trolleybussen, die af en aan rijden.

De Boulevard Stefan Cel Mare is enorm lang en al met al ben je dus wel een tijdje onderweg om deze op en neer te wandelen.

Het is nog steeds zeer warm en ik wandel door het grote park wat vlakbij de Boulevard Stefan Cel Mare ligt.

Langzaam maar zeker wandel ik naar de grote markt die Chisinau kent.

Op de markt is werkelijk van alles te koop, van etenswaren tot gebruiksvoorwerpen, en ook hier ben ik een aardig tijdje kwijt om alleen al een eerste indruk te krijgen.

De verkopers zijn vriendelijk en lachen je toe als je een kijkje neemt bij hun kraam.

Ik wil morgen met een minibus naar het autonome Transdnjestrië en zoek op het minibus station naar de goede bus, maar kan deze niet vinden.

Ik loop keer op keer de enorme hoeveelheid minibussen op en neer, lees de routes op de bordjes achter de voorruit, maar vindt niet die naar Tiraspol.

Het is inmiddels een uur of vier en het is nog steeds bloedheet en ik ben door de onrustige nacht in de trein best wel moe, dus ik besluit naar het hotel terug te gaan en morgen een nieuwe poging te wagen.

Ik rust in het hotel een beetje uit en ga dan in de buurt van het hotel wat eten.

Het eten is echt erg goed en ik kan tot laat buiten zitten op het terras.

Hoewel het hotel in een buitenwijk ligt en het in het donker nou niet de meest gezellige wijk van Chisinau is, is het heel erg rustig ten opzichte van het echte centrum.

Met een lekker biertje sluit ik de avond af en loop ik terug naar het hotel.

Daar is een nieuwe medewerkster begonnen, Aurica en ik kom met haar aan de praat als ze even bij mij komt zitten als ik nog een biertje drink in de ontbijtkamer, die als bar fungeert.

Uiteindelijk kom ik met haar aan de praat over mijn wens om Transdnjestrië te bezoeken en het feit dat ik de goede minibus niet kan vinden.

Dan zegt ze dat ze een vriendin heeft, een studente, die misschien wel met mij mee wil om als gids te fungeren en biedt aan haar te bellen.

Ik vind het goed en even later is een afspraak gemaakt met Tanja, die mij de volgende morgen om 09.00 uur bij het hotel zal ophalen en mee zal gaan naar Tiraspol, de hoofdstad van Transdnjestrië.

Vrijdag

Klokslag negen uur ontmoet ik Tanja, de vriendin van Aurica.

We stellen ons voor en wandelen richting het minibussen station.

Tanja is een studente aan de Universiteit, maar heeft geen baantje om wat geld te verdienen, wat het leven er in Moldavië niet eenvoudiger op maakt.

Ze woont met haar vader en moeder in een dorpje net buiten Chisinau.

Ik heb afgesproken dat ik haar twintig euro zal betalen en dat ik ook de bus voor haar betaal.

Het is al weer bloedheet en dat zal de rest van de dag ook zo blijven.

Ik praat met Tanja over haar onmogelijkheden om te reizen bijvoorbeeld, wat ze erg graag zou doen.

Ook hebben we het over het feit dat Moldavië al een hele tijd geen regering heeft en dat geklets zorgt ervoor dat we bij de goede minibus zijn, voor ik erg in heb.

Ik had de bus nooit kunnen vinden, omdat deze op een andere plek staat geparkeerd dan het grootste gedeelte van de minibussen, al staan er hier ook nog genoeg.

We moeten twee uur rijden, terwijl het maar ongeveer tachtig kilometer is, maar er wordt vaak gestopt en de kwaliteit van de wegen is nou niet bepaald goed te noemen.

Het busje zit vol en hoewel iedereen zichtbaar last van de warmte heeft, een airco kennen ze niet in dit busje, is de sfeer bijzonder goed.

Er wordt gekletst en gelachen dat het een lieve lust is.

Transdnjestrië wordt vaak een schurkenstaatje genoemd, wat zichzelf onafhankelijk heeft verklaard na een oorlog met Moldavië.

Het landje wordt niet erkend, maar heeft wel een eigen regering, geld, vlag, douane enzovoort.

De eerste kennismaking is dan ook de grens met de bijbehorende douane en controle.

In de bus moeten we al formulieren invullen, maar dat heeft Tanja voor mij gedaan. Het zijn de douane / valuta formulieren, die je nog veel ziet in diverse landen. Je moet onder andere je identiteitsgegevens opgeven en wat je doel van het bezoek is, wat standaard voor mij toerisme is en hoeveel geld je bij je hebt.

Als het busje stopt en we allemaal moeten uitstappen, zie ik een ontzettende vervallen slagboom, welke met de hand wordt weggesleept over de straat als een auto moet passeren.

De passagiers van het busje lopen een klein kantoortje van de douane binnen, waar een ambtenaar al bezig is de paspoorten van medepassagiers minutieus te onderzoeken.

De man gedraagt zich zeer neerbuigend naar de mensen toe en blaft ze chagrijnig af.

Uiteindelijk ben ik aan de beurt en geef mijn paspoort. De man ziet mijn voornaam Antonius, wat overal wel begrepen wordt. De achternaam begint hij maar niet aan.

Hij schrijft Antonius in het Cyrillisch, zegt wat tegen mij, wat ik niet versta dus ik lach hem vriendelijk toe.

Na een tijdje is iedereen gecontroleerd en kunnen we verder. Waar het aan de grens nog een oude troep was, valt mij al direct op dat de wegen hier beter zijn dan in Moldavië.

We rijden nu redelijk snel door en zijn na een tijdje in Tiraspol.

Tanja en ik wandelen direct vanaf de busstop naar het centrum, waar we eerst een mooi wit kerkje bekijken.

Als ik het goed heb is het de Pakrovskikerk.

Hierna gaan we geld wisselen in een wisselkantoortje. Ik ben inmiddels de draad kwijt als het gaat om de diverse wisselkoersen en het steeds omrekenen.

Ik overleg even met Tanja, omdat ik de lunch wil betalen en nog wat geld wil overhouden om mee te nemen. En hoewel ik niet iemand ben van souvenirs wil ik uit dit landje toch wel een kleinigheidje meenemen.

Al met al wissel ik een klein bedrag wat volgens Tanja ruim voldoende moet zijn.

Als we gewisseld hebben wandelen we verder en komen we langs een grote hoeveelheid blauwe en gele automaten die in een rij zijn opgesteld. Volgens Tanja zijn deze apparaten niet meer in gebruik, maar waren ze ooit onmisbaar.

Toen de Russen hier nog echt de baas waren, werd via deze automaten gratis water verstrekt aan de inwoners.

De kwaliteit van water was een tijd erg slecht en via deze automaten konden de mensen toch beschikken over schoon drinkwater.

We wandelen door de stad naar de rivier die aan de stad grenst, de Dnjestr of in het Roemeens de Nistru.

Als we vanaf een brug over de rivier kijken is te zien dat de jeugd hier hun verkoeling zoekt aan de rand van de rivier.

Ik moet zeggen dat Tiraspol een aangename stad is om te wandelen.

Ook hier zijn de wegen breed en is alles ruim opgezet. Voor een stad is het opmerkelijk rustig voor wat het verkeer betreft.

We slenteren verder en komen bij het stadsmuseum. Ik betaal de entreeprijs en bekijk de collectie die over de geschiedenis van de stad gaat, waaronder ook een deel over de oorlog die in de jaren negentig werd gevoerd met Moldavië.

Als we dan bij een kunstafdeling komen, gehuisvest in een aparte kamer van het gebouw, komt een struise dame naar voren die zegt dat we nog een extra bedrag aan entree moeten betalen.

Ze denkt een extra slaatje te slaan uit, naar ik vermoed, de enige toerist die het museum aandoet, maar ik betaal niet.

Het is een principekwestie en het gaat misschien om één of twee euro, maar ik vertik het te betalen als ik word afgezet.

Tanja geeft ook aan dat ze op deze manier proberen nog wat extra geld te verdienen en vindt ook dat ik niet moet betalen.

Na het museum lopen we naar het Parlement, waar nog een standbeeld van Lenin voor staat.

Zo als ik al zei heeft het landje een eigen regering uitgeroepen en dat zetelt hier.

Dat het één van de laatste communistische bolwerkjes is wordt onder andere duidelijk uit het grote standbeeld.

Overal zie je de beelden van Lenin langzaam maar zeker uit het straatbeeld verdwijnen, maar hier staat hij nog parmantig op zijn sokkel.

We stoppen nog even bij een monument voor de gevallen soldaten van het land. Het ligt er allemaal keurig verzorgd bij en het is te zien dat er aandacht wordt besteed aan het levend houden van de herinnering aan deze "gevallen helden van Transdnjestrië".

Het is tijd voor een lunch en Tanja neemt mij mee naar een hel verlichte kruising tussen een kantine en fastfoodrestaurant.

Ik vraag haar of ze hier een specialiteit hebben van de streek en ze beveelt Treugoluiki aan. Het zijn een soort pakketjes van deeg of aardappel, dat weet ik nu nog niet precies, met de mogelijkheid van verschillende vullingen.

Tanja neemt ze met kaas en ik neem die met bacon.

Na een tijdje komt de vriendelijke ober met twee borden en daarop een stuk of acht van die pakketjes. Ze smaken goed en het is voorlopig voldoende. Samen met een halve liter drinken kost de lunch mij totaal omgerekend ongeveer € 4,50--. Voor de prijs hoef je het niet te laten.

Na de lunch is het tijd voor een souvenir. Tanja raadt mij cognac aan die hier vandaan schijnt te komen en erg goed moet zijn, maar de slijter heeft zijn deuren gesloten.

Op naar een echte souvenirwinkel dan maar en uiteindelijk koop ik in het winkeltje waar we belanden een poster van Transdnjestrië.

De hamer en de sikkel, graanhalmen en fruit voeren naast de vlag de boventoon.

Als laatste bezoeken we nog het Huis van de Sovjets, waar ik nog wat foto’s maak.

Tiraspol is eigenlijk best een prettige stad om een dagje te verblijven en als je wilt zien hoe het communisme het straatbeeld nog redelijk beheerst, dan is een bezoek absoluut de moeite.

De mensen die ik er heb gesproken waren vriendelijk en de ideeën die er volgens internet heersen als zou het een schurkenstaatje zijn, heb ik als toerist in ieder geval totaal niet meegemaakt.

We zoeken het minibusje op en op de terugweg stoppen we nog even in het plaatsje Bender op het busstation.

We hebben hier nog wat tijd en ik loop nog even een winkeltje binnen om wat water te kopen, want het is nog steeds tropisch warm.

In mijn beste Russisch, wat niet best is, bestel ik bij de twee vrouwen die het winkeltje bestieren twee flessen water zonder koolzuur en dan begint het gegiechel al.

Mijn uitspraak is belabberd en als ik dat merk, omdat ze mij overduidelijk niet goed begrijpen, schakel ik al snel over op het Sallandse dialect dat ik in Nederland spreek.

Nu is het natuurlijk helemaal prijs, want we babbelen allemaal in onze eigen taal en verstaan doen we elkaar niet.

Dit geeft echter altijd de leukste effecten merk ik keer op keer en dus ook nu.

Water hadden ze begrepen en nu worden allerlei flessen aangeprezen, grote, kleine, dikke, dunne, blauwe en groene. Uiteindelijk koop ik willekeurig maar twee flesjes, tegen de dorst helpt het altijd.

De vrouwen houden echter niet meer op met giechelen en vragen waar ik vandaan kom, waarbij ze meteen vragen of ik een Amerikaan ben. Ik zeg in het Russisch dat ik uit Nederland kom en dat vinden ze prachtig. Het knipogen en toelachen neemt toe en verlegen als ik ben, verlaat ik enthousiast groetend het winkeltje.

Als we terug zijn in Chisinau verteld Tanja nog dat in het hotel waar ik verblijf twee diensten van 24 uur achter elkaar worden gewerkt. Wat normaal schijnt te zijn in Moldavië.

Ik bedank Tanja voor de leuke dag en betaal haar het afgesproken bedrag en als we afscheid hebben genomen trakteer ik mijzelf op een heerlijk koud biertje op een terras.

Zaterdag

Ik wil er niet over zeuren, maar het is werkelijk weer bloedheet. Als ik mijn ontbijt op heb, bestel ik een taxi om naar het station te gaan.

Ik wil alvast een treinkaartje kopen voor de reis van vanavond naar Iasi in Roemenie. Als ik bij het station aankom en het kaartje wil kopen wordt duidelijk dat ik mijn paspoort weer eens ben vergeten. Kansloos dus, geen paspoort is geen kaartje. Tja, eigen schuld en als dit nou mijn eerste keer was!

Er zit niets anders op dan terug te slenteren naar het hotel, ondertussen dingen te bekijken en weer naar het station voor het kaartje.

Ik loop langs het klooster wat mij al opviel toen ik net in Chisinau was door zijn prachtige blauwe kleuren.

Het is het Orthodoxe Manastirea Teodor Tiron. Ik kan gewoon naar binnen en rondlopen.

De blinkende gouden koepels geven op het heldere lichtblauw een mooi effect. Het kerkje wat op het terrein staat is van binnen erg donker, volgens mij veel donkerder dan de gemiddelde Orthodoxe kerk.

In een kleine kapel zijn de kleuren echter ook aan de binnenkant weer prachtig.

Als ik verder wandel naar het hotel valt mij weer op dat veel gebouwen in Chisinau in echt slechte staat zijn.

Het wordt hoog tijd dat deze worden opgeknapt of afgebroken, want het komt de uitstraling van de stad niet ten goede. Aan de andere kant weet ik dat je niet moet reizen vanuit je eigen referentiekader, dus misschien wordt er door de gemiddelde bewoner van Chisinau wel heel anders tegen de staat van deze gebouwen aangekeken.

Uiteindelijk ben ik weer terug in het hotel, doe een schoon shirt aan en haal mijn treinkaartje.

Deze keer maar weer eens eerste klas, gezien de hitte en ik betaal omgerekend ongeveer € 12,--.

Ik ben behoorlijk uitgeblust en heb geen puf meer om nog veel te lopen.

Ik eet wat in de buurt van de markt en blijf een tijd op het terras hangen.

Uiteindelijk, nadat ik nog wat heb rondgeslenterd loop ik terug naar het hotel om me te douchen en klaar te maken voor de treinreis, terug naar Roemenie.

In de kleine lobby kom ik in gesprek met een ouder echtpaar, waarvan de vrouw totaal uitgeblust op een stoel zit.

Ze reizen via een verzorgde privé reis door oost Europa, waarbij alles voor ze is geregeld, ook het vervoer.

Waar ze echter geen rekening mee hebben gehouden is het onvoorspelbare karakter van het reizen per openbaar vervoer in dit soort landen.

Ze zijn gisteren uit Odessa gekomen met de trein. Het was volgens de vrouw een ramp. Ze hebben uren stil gestaan. Ik leg uit dat dit geen uitzondering is, onder ander tijdens grenscontroles, of zo maar, zonder een voor ons bekende aanleiding.

Het gevolg is dat deze mensen net zijn aangekomen en eigenlijk al weer door moeten naar Boekarest, met dezelfde trein als waar ik mee naar Iasi reis.

De taxi komt er zo aan om ze op te halen en de vrouw zegt dat ze een flauwte nabij is door de hitte.

Ze hebben eigenlijk Chisinau helemaal gemist. Ze vinden de landen mooi om doorheen te reizen, maar ze vinden het eigenlijk toch te zwaar. Dat is het nadeel van een volledig georganiseerde reis, omdat je dan eigenlijk weinig uitwijkmogelijkheden hebt.

Als we een tijdje hebben gepraat wordt er buiten getoeterd en zuchtend en puffend begeeft het stel zich naar de taxi.

Ik neem een verfrissende douche, pak mijn spullen bij elkaar en ga ook naar het station.

Ik ben op tijd op het station en ook de trein is mooi op tijd en vertrekt ook nog eens keurig op tijd.

Ik deel de ruime coupe met een jongen uit Moldavië.

De jongen uit Moldavië heeft een Roemeens paspoort en studeert aan een Universiteit in Boekarest.

Hij is nu ook op weg naar Boekarest om daar morgen een examen te doen en vervolgens weer helemaal terug te rijden naar Chisinau.

Het is in de trein inmiddels iets aangenamer qua temperatuur en we praten over van alles en nog wat.

Om 19.30 zijn we in Ungheni.

De wielen worden weer gewisseld en dat gaat weer vlekkeloos, de controle van de Moldavische douane verloopt ook snel, maar de controle van de Roemeense douane gaat tergend langzaam.

We rijden pas om half elf weer weg en dat zorgt ervoor dat het half twaalf is geweest als we Iasi binnenrijden.

Ik neem een taxi voor € 1,25,-- en check in, in hotel Astoria. Ik drink nog een biertje in de bijzonder gezellige bar en duik mijn bed in.

Zondag

Ik ben maar één volle dag in Iasi om morgen verder te reizen naar Cluj Napoca.

Eigenlijk wilde ik mijn reis wat breken en daarom ben ik in Iasi beland.

Het hotel ligt aan de Piata Unirii, een goed uitgangspunt om de stad te verkennen.

Na een uitstekend ontbijt wandel ik eerst maar eens rond in buurt van het hotel.

Ik wil richting de Kathedraal, maar ik heb al een tijdje gewandeld en loop overduidelijk wat te klooien met mijn richtingsgevoel.

Als ik weer op een hoek sta te turen in mijn Lonely Planet stoppen een man en een vrouw naast mij en vraagt de man mij in gebrekkig engels of ik iets zoek.

Ik zeg hem dat ik naar de Kathedraal wil, waarop de man mij duidelijk maakt dat ik helemaal verkeerd zit.

Hij overlegt niet met zijn vrouw, zegt dat ik met hem mee moet komen en zet de pas er in.

De vrouw loopt een meter of vijf achter ons aan.

Als we een minuut of vijf hebben gelopen maakt een soort van schuldgevoel zich van mij meester om de vrouw.

Ik leg de man uit dat hij maar moet wijzen waar ik naar toe moet, zodat hij met zijn vrouw verder kan, maar hij wil er niets van weten.

Uiteindelijk, na een kwartier a twintig minuten wandelen zie ik de Kathedraal in de verte en kan ik eindelijk de vriendelijke mensen hartelijk bedanken. Ik geneer mij een beetje, met name voor de vrouw, want die moet het hele stuk weer terug.

Bij de Kathedraal hangen de mensen er werkelijk met de benen uit, er staat zelfs een hele rij mensen buiten de kerk die nog naar binnen willen, maar er niet in kunnen.

Ik blijf een tijdje kijken naar wat er allemaal rondom de Kathedraal gebeurd en wandel dan verder.

Ik wandel het park tegenover de Kathedraal door, waar wat kunstenaars hun creatieve uitspattingen tonen.

Ik bekijk het Nationaal theater en het stadhuis.

Verderop bekijk ik de Catedrala Romania, wat op zich wel een grappig bouwwerk is en het Palatal Culturi wat in de steigers staat.

Ik wandel nog wat verder, maar heel veel bezienswaardigheden zie ik eigenlijk niet.

Doordat het zondag is en dankzij het prachtige weer, is de sfeer in de stad wel ontspannen.

Ik besluit een taxi te nemen naar het station om alvast een kaartje te kopen voor de reis van morgen naar Cluj Napoca, welke een hele dag in beslag zal nemen.

Ook nu koop ik, tegen mijn gewoonte in, een 1e klas kaartje, omdat het ook morgen weer erg warm gaat worden.

Als ik mijn kaartje binnen heb, drink ik op het terras van een fastfoodketen een grote ijsthee en dan word ik weer eens duidelijk geconfronteerd met de andere kant van het voormalige Oostblok.

De mensen die naast mij zitten gaan weg en deze laten een behoorlijke hoeveelheid afval op tafel achter.

Uit het niets duikt een zwerfkind op, een jongen, en hij begint alle restanten van het gezelschap werkelijk naar binnen te schransen.

Hij neemt happen uit het halve broodje hamburger wat is blijven liggen, om vervolgens de laatste lepeltjes ijs uit een bekertje te eten.

Een paar slokjes drinken en weg is het knaapje van een jaar of tien weer. Schrijnend.

Na een tijdje loop ik nog wat verder in de buurt van het station, maar echt veel is er niet meer te zien.

Ik besluit terug te wandelen naar het hotel en neer te ploffen op een terras op het Piata Unirii.

Terwijl ik een ijsthee drink wordt er continu een nevel van water over mij een andere gasten gesproeid, aan de ene kant verkoelend, aan de andere kant machtig irritant.

Achter mij zit de plaatselijke schizofreen. De man voert hele gesprekken in zichzelf, waarbij hij normaal praten afwisselt met geschreeuw en bulderende lachsalvo’s.

Af en toe vouwt hij zijn handen in een soort van yin yang houding, als dat al bestaat, om daarna weer verder te kletsen met zijn andere ik.

Hij zal hier wel vaker zitten, want niemand kijkt er van op.

Ik loop tot slot nog even naar de Universiteitswijk, eet erg lekker op de binnenplaats van een restaurant en sluit de dag af met een lekkere Roemeense cognac in het hotel. Eeuh, als ik geen vakantie heb drink ik niet elke avond hoorJ .

Maandag

Om 11.05 uur vertrekt de trein naar Cluj Napoca, een rit van negen en een half uur. Het is dertig graden en we zitten met vijf personen in de zes persoons coupe. Puffen dus.

We zijn nog maar net buiten Iasi of we rijden tussen zonnebloemvelden in een glooiend landschap.

De paard en wagen verschijnt in het landschap, net als de witte reigers en kadavers die gewoon in weilanden liggen.

Op het land wordt gewerkt, niet met machines, maar gewoon met de hand.

Op de stations die we passeren, maar ook gewoon ergens onderweg, staan traditiegetrouw, zoals in veel voormalige Oostbloklanden dames of heren met een stokje, die aangeven dat het traject veilig is.

Na een uur of twee rijden stoppen we een kwartiertje in de plaats Burdujeni.

Hier kan ik even de trein uit om de benen te strekken en het mooie stationsgebouw wat beter te bekijken.

De trein rijdt keurig op tijd. Het tempo ligt niet echt hoog, maar gestaag rijden we door het Roemeense landschap.

Een uur na vertrek uit Burdujeni wordt de omgeving meer bergachtig en passeren we mooie dorpjes.

We duiken als uit het niets een enorme hoosbui in, het regent echt enorm hard en net als het iets minder wordt en we een tunnel door zijn gereden, stopt de trein abrupt.

Dit is in dit soort landen geen uitzondering en je moet maar afwachten hoe lang het oponthoud duurt.

In dit geval valt het enorm mee en een minuut of tien later rijden we weer.

Tegen half vijf rijden we nog steeds door bergachtig gebied en zijn we allerlei kleine stations gepasseerd.

Op de landerijen staat het hooi niet bij ons als in balen, maar het ligt als het ware gewikkeld of gedrapeerd over stokken.

Tegen half zes rijden we echt door prachtig hooggebergte.

We hebben nog zo’n drie uur voor de boeg.

We passeren meer dorpjes en zo af en te stoppen we bij een station in een klein plaatsje.

Overal in de kleine dorpjes zwaaien mensen die in hun tuintje bezig zijn of op het land naar de trein.

Na zes uur wordt het landschap weer glooiender en waar het eerst redelijk koel was in de trein wordt het nu ook weer bloedheet.

Tegen half negen in de avond rijden we dan uiteindelijk Cluj Napoca binnen.

Ik loop door het stationsgebouw naar de eerste taxi in de rij en vraag de chauffeur mij naar hotel Beta te brengen.

De man moppert, schudt nee met zijn hoofd, wijst naar de brug die ik een tweehonderd meter verderop zie en brabbelt duidelijk geërgerd tegen mij.

Ik snap hem niet en probeer dat duidelijk te maken.

De man is niet onaardig, alleen duidelijk geërgerd.

Ik gooi mijn rugzak op de achterbank, stap in, kijk de man aan en zeg "let’s go".

Wat hij overigens niet lijkt te verstaan. De man ziet dat ik niet meer van plan ben uit te stappen, moppert door, start de motor, rijdt de brug over en zo’n vierhonderd meter verder sta ik voor het hotel.

Ik schaam mij eigenlijk kapot, niet alleen omdat het zo’n klein stukje van het station is, maar de man moet voor een ritje van 2 Lei, ongeveer 0,50 eurocent weer achteraan sluiten in de rij.

Ik maak mijn excuses, betaal de man vijf keer zo veel en check in.

Als blijkt dat het restaurant in het hotel is gesloten, loop ik dit keer na een frisse douche terug naar het centrum en eet nog een lekkere pizza, samen met twee biertjes betaal ik omgerekend totaal ongeveer € 5,--.

Dinsdag

Vandaag heb ik nog tijd om Cluj Napoca te bekijken. Cluj Napoca ligt in Noord Transylvanië en is een leuke stad om wandelend te ontdekken.

Vanuit het hotel loop ik naar het centrale plein, wat mooi gelegen is en waar de St. Michael kerk de grote blikvanger is.

Als tegen de kerk aankijkt, zie je meteen ook het standbeeld van Corvinus.

Samen met de omliggende gebouwen is het een mooi plaatje.

Als ik wat rondwandel in de buurt van het plein valt mij op dat hier wat meer kleurrijke figuren te zien zijn dan in Iasi.

Verder zijn er best veel zwervers in de parken rondom het centrum te vinden, die, hoewel het nog steeds erg warm is, zich hullen in enorme winterjassen.

Aan het plein bevindt zich het farmaceutisch museum en in de Lonely Planet staat beschreven dat het de vierde apotheek was, sinds 1573 en dat je wordt rondgeleid door een hilarische apotheker in een witte jas.

Dat zal ik niet meemaken, want de beste man is er niet.

Op mij wacht een mooie blonde vrouw in een witte jas, Diana. Ik heb de oude apotheker nooit gezien, maar één ding weet ik zeker, Diana is een stuk mooier.

Ze heet mij hartelijk welkom, andere gasten zijn er niet en Diana leidt mij rond in het mini museum van slechts enkele kleine kamers.

Als ik allerlei oude middeltjes, instrumenten en apothekersbenodigdheden heb gezien en er een uitgebreide uitleg over heb gehad komen we weer bij de uitgang en bedank ik Diana hartelijk voor de rondleiding.

In plaats van een "graag gedaan" barst Diana echter spontaan in huilen uit en begint onbedaarlijk te snikken.

Nou ben ik niet zo handig in dit soort situaties, maar hier kan ik nog gewoon vragen wat er aan de hand is.

Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat ze zich zo aan mij is gaan hechten tijdens de rondleiding dat ze geen afscheid van mij kan nemen.

Het blijkt dat haar baas, waarvan ik vermoed dat het de hilarische apotheker uit de Lonely Planet is, haar zonder uitleg heeft overgeplaatst naar een ander, heel saai onderdeel van het departement, waaronder ook het museum valt.

Ik doe mijn best om haar leed wat te verzachten door te proberen haar ervan te overtuigen dat het allemaal wel mee zal vallen, maar ik zei al dat ik niet zo handig ben in dit soort situaties en dat blijkt ook nu weer.

Mijn woorden hebben niet het gewenste effect en uiteindelijk, na nog wat pogingen, verlaat ik het museum, terwijl Diana nog steeds huilt.

Tja, dat heb ik weer.

Ik ben toe aan een lunch en eet cevapcici met patat en wat fris. Daarna wandel ik verder door het winkelgedeelte van de stad en naar het plein Stefan Cel Mare, wat uitkijkt op het Nationaal theater.

Tegenover het theater, op het plein staat het standbeeld van Baba Novac en weer iets verderop staat de Hongaarse Gereformeerde kerk.

Al met al een sfeervolle omgeving, waar het goed toeven is.

Als ik het centrum wel zo ongeveer heb bekeken, wandel ik nog even door een park en sluit af met een lekker maaltijd.

De vakantie zit er op.