Sicilië 2008 met een wandeling tussen duizenden doden in Palermo

27 augustus 2013

Dinsdag

Ik vlieg met een low cost maatschappij van het keurig georganiseerde vliegveld Dusseldorf – Weeze naar Trapani.

Dat wil zeggen, het vluchtschema zegt Trapani, maar feitelijk vliegen we naar het piepkleine vliegveldje van Birgi.

Het verschil tussen Duitsland en Italië als het gaat om orde en netheid zie je al als je de beide kleine vliegvelden vergelijkt.

Dusseldorf – Weeze is een goed georganiseerd, modern vliegveld, waar alles soepel verloopt.

Birgi is een piepklein enorm chaotisch, vliegveldje, wat op het moment dat ik er ben te vergelijken is met een bouwplaats.

Tussen de steigers en werklui door vind ik een koffietentje, waar ik mijn eerste echte espresso drink tijdens deze reis.

Het minuscule kopje is gevuld met een minuscule hoeveelheid heerlijk sterke koffie.

Als je wat moe bent van de reis, ben je voor € 0,80,-- met één slok klaarwakker, meer slokken zitten er overigens ook niet in het kopje.

Ik wacht pal voor de uitgang van het vliegveld op de bus van de maatschappij Salemi, waarmee ik naar Palermo zal reizen.

Redelijk op tijd komt de bus aan en in twee uur rijden we voornamelijk langs de kust aan de Tyrrheense Zee.

Het is een prachtige route. De zee links en rechts en voor een bergachtig gebied.

We passeren grote boomgaarden met olijvenbomen en grote wijngaarden.

In het gebied zijn diverse mooie oude stenen bruggen te zien.

Na twee uur rijden bereiken we het Centraal Station van Palermo.

Ik moet me even oriënteren en als dat is gelukt loop in naar mijn hotel voor de komende dagen, hotel Sicilia, een hotel op de tweede verdieping van een oud pand in de Via Divisi.

Van buiten gezien is het een onooglijk pand, maar binnen is het keurig verzorgd, met een marmeren hal en trap en een leuk "aangekleed" hotel.

Als ik ben ingecheckt en de kamer even heb geïnspecteerd loop ik de Via Maqueda af naar de Piazza Vigliena.

Ik merk al onmiddellijk dat Palermo weliswaar een mooie, maar ook een vieze stad is.

De temperatuur is ongeveer twintig graden en ik vind dat er nu al sprake is van smog.

Ik baan mij een weg door de uitlaatgassen, uitgebraakt door het enorm drukke verkeer.

Dit klinkt wat zwaar, maar ik ervaar het wel een beetje op die manier.

De Piazza Vigliena staat ook wel bekend als I Quattro Canti, de vier hoeken.

De Piazza Vigliena is te vinden op de kruising van de Via Maqueda en de Via Vittorio Emanuelle II.

Aan de panden op de hoeken zijn allerlei versieringen aangebracht en staan beelden in nisjes.

Aan de voet van de hoekpanden zijn barokke fonteintjes gebouwd.

Ik loop vervolgens de Via Vittorio Emanuelle II af naar de in de twaalfde eeuw gebouwde Kathedraal.

De Kathedraal is een prachtig gebouw in Arabisch – Normandische stijl, waar onder andere de sarcofagen van Roger II en Frederik II zijn te vinden, twee leiders van Sicilië uit vroeger tijden.

Op en aan het plein voor de Kathedraal staan beelden en diverse tropische bomen.

Na het bezoek aan de Kathedraal loop ik door een park, langs het Paleis van de Noormannen en door de Porta Nuova.

Vandaar loop ik via de Piazza Indipendenza naar een markt in de buurt van het hotel, de Mercato di Ballarò.

Het is een grote markt in de wijk Albergheria.

Ik drink een biertje op een klein terrasje en het valt mij op dat er veel moeders en oma’s werkzaam zijn op de markt en meteen op hun kind of kleinkind passen.

Ze vliegen continu achter de kleine kinderen aan en moeten eigenlijk meteen hun klanten bedienen.

Een groenteboer en een wat oudere vrouw wegen een kindje op een groenteweegschaal.

De volgende bezienswaardigheid van Palermo, welke ik wil bezoeken is de San Giovanni degli Eremeti kerk.

Ik ben er echter snel klaar mee, want het hele gebouw staat in de steigers en is bedekt met een soort doek om vallend puin tegen te houden of nieuwsgierigen op afstand te houden.

Zelfs de roze rode koepels, die overal beschreven worden, zijn niet te zien.

Door wandelen dan maar naar het Palazzo dei Normanni, waar het Siciliaanse parlement zetelt en het bijbehorende Capella Palatina.

De Capella Palatina wordt aanbevolen als topattractie van Palermo, mooi, gesloten dus.

Ik heb er niets van kunnen zien.

Dan maar een kaartje voor het Palazzo dei Normanni.

Er is geen toerist te bekennen en dat bevalt mij over het algemeen erg goed.

Ik loop naar binnen en wordt door een vrouwelijke gids aangesproken met de vraag in welke taal ik wil worden rondgeleid.

Ik merk al snel dat ik geen keus heb en mij verplicht moet laten rondleiden door de charmante dame van ik schat ongeveer één meter zestig groot en laat ik zeggen gezellig breed.

Het is een koddig gezicht dat de dame zich voortbeweegt op pumps met nogal hoge hakken.

Hele dikke kuiten, onderdeel van hele korte benen, op hele hoge hakken, zo kan ik de onderste helft van de dame het beste beschrijven.

Ik zeg tegen de dame dat Engels of Duits mijn voorkeur heeft, waarna ze voortvarend in het Duits begint te babbelen.

Ik moet op een bankje plaatsnemen, want we moeten even wachten op alle andere toeristen die volgens de dame met de groep mee zullen lopen.

Ik kan mij er niets bij voorstellen, want ik heb het idee dat ik in heel Palermo al één van de zeer weinige toeristen ben, laat staan dat hier hele drommen te verwachten zouden zijn.

De dame verdwijnt, ik wacht rustig op het bankje en na een minuut of vijf komt de dame aan tippelen, klapt in de handen en zegt dat de rondleiding begint.

De door de dame verwachte groep bestaat uiteindelijk uit mijn persoontje en wat ik niet had verwacht wordt toch werkelijkheid.

In een recordtempo schieten we door het gebouw, waarbij het voortdurende getik van de hakjes mij bijna in een soort trance brengt.

De dame praat net zo snel als ze loopt en bestrooit mij met een enorme hoeveelheid informatie, waardoor ik na een minuut of drie volledig de draad kwijt ben en afgehaakt.

Ik loop als een zombie achter de dame aan, krampachtig proberend wat te zien van het interieur van bijvoorbeeld de kamer van Roger II, versierd met allerlei mozaïeken.

In een recordtijd sta ik weer bij de uitgang, waar de dame mijn fooi al op voorhand weigert, ik moet mijn portemonnee nog pakken, want het is haar werk en ze doet het graag.

Dat heb ik gemerkt.

Ik loop naar de uitgang, zie een verwijzing naar de Max Ernst tentoonstelling en meen mij vaag te herinneren dat de rondborstige korte dame mij nog iets heeft nageroepen, waarbij de naam Max Ernst viel.

Ik loop de ruimte waar de tentoonstelling van de Duitse kunstenaar zich bevindt binnen, knik vriendelijk naar de dames bij de ingang, die vriendelijk terug knikken en bekijk de diverse kunstwerken.

Nadat ik de halve tentoonstelling heb bekeken komt één van de dames naar mij toe en vraagt mij om mijn ticket.

Ik geef mijn entreebewijs van het Palazzo dei Normanni, waarop de dame mij vriendelijk verzoekt om of een kaartje te kopen of de tentoonstelling te verlaten.

Voor de tentoonstelling is een ander kaartje nodig, jammer, maar ik heb de helft toch al gezien en besluit de tentoonstelling te laten voor wat het is.

Ik loop via de Mercato di Ballarò, waar ik wat appels en bananen koop, terug naar het hotel en rust wat uit van de wandeling.

Voordat ik wat ga eten drink ik een biertje in een sjofel kroegje.

Ik word vriendelijk begroet door de uitbater en een groepje mannen dat aan tafel zit.

Op tafel staan grote flessen wijn en mij wordt snel duidelijk dat er al behoorlijk ingenomen is.

Ik zit een tijdje het tafereel aan te kijken en ik heb het idee dat de discussies steeds hoger oplopen, naarmate de hoeveelheid gedronken wijn toeneemt.

Ik versta helemaal niets van wat er wordt gezegd, maar één woord komt telkens terug "maffioso".

Ik nog een biertje later en de heren nog enkele flessen wijn besluit ik het voor gezien te houden en verlaat de tent.

Ik zoek een leuk restaurant op en neem als voorgerecht lekkere bruschetta, heerlijke gegrilde broodjes, ingesmeerd met knoflook, olijfolie en belegd met tomaat.

Als hoofdgerecht neem ik een mix vis schotel.

Ik krijg een groot bord met allerlei soorten heerlijke, maar voor mij ook onbekende vis.

Op het bord liggen drie grote garnalen, keurig nog met de jas aan.

Om de garnalen heen liggen diverse soorten inktvis, gefrituurd en gebakken, inclusief schattige zuignapjes.

Verder en dat zal de meeste problemen op gaan leveren liggen er een stuk of vijf kleine visjes op het bord.

De visjes hebben hele grote koppen en de bekken van de beestjes staan wagenwijd open.

Ik heb gebakken aardappelen bij het geheel geserveerd gekregen en daarvoor gebruik ik maar de vork.

Voor de rest besluit ik maar vooral mijn handen te gebruiken.

Ik weet echt niet hoe ik de visjes moet eten, half of helemaal, met of zonder kop, met graat of zonder graat, ik weet het niet en begin aan een omslachtige operatie.

Ik breek basten open, trek koppen van visjes en garnalen, peuter kleine stukjes vis van kleine graatjes, kauw een tijdje op een inktvisje met zuignapjes en na een half uurtje is mijn bord veranderd in een groot slagveld.

Ik heb echt heerlijk gegeten, onder het kritisch toeziend oog van de Siciliaanse restaurant bezoekers.

Ik zal absoluut niet op de goede manier hebben gegeten, maar wel heel erg lekker.

Ik drink nog een biertje en ga na een lange dag slapen.

Woensdag

Het hotel is goed, maar duidelijk gebouwd voor de Sicilianen.

Ik wring mij met moeite door de deur van de douchecabine en sta min of meer klem onder de douche.

Na een verfrissende douchebeurt frommel ik mijn benen onder het kleine tafeltje in de ontbijtzaal en eet lekkere mini broodjes met jam.

Weinig keus, maar gewoon goed en daar gaat het om.

Ik wandel naar het Centraal Station en koop alvast een kaartje voor de trein naar Cefalù.

Ik drink nog een bakje sterke koffie en bedenk dat mij een aantal eigenaardigheden zijn opgevallen aan de Sicilianen, misschien typisch Italiaans.

Als de mensen een telefoongesprek voeren zeggen ze bij de afsluiting tot wel tien keer ciao.

Dus, ongeveer zo "ok, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao, ciao".

Het volgende opvallende, wat ik pas na een peer keer onder de knie kreeg, is het oversteken op een zebrapad.

Italianen en dus ook Sicilianen rijden als gekken.

Wil je oversteken op een zebrapad, dan moet je gewoon het zebrapad oplopen en ondertussen een schietgebedje doen.

De auto’s vliegen met een rotgang op je af, maar zodra je een voet op het zebrapad zet remmen ze als gekken om te stoppen of ze rijden gewoon om je heen, maar je kunt dan gewoon oversteken.

Even in de gaten houden of iedereen zich aan die regel houdt lijkt mij overigens geen overbodige luxe.

Na een keer of drie had ik het oversteken onder de knie en dan is het toch gek om te zien dat er toch een vorm van discipline bij de automobilisten in Sicilië bestaat.

Als derde wil ik toch nog een keer de espresso noemen die ze hier serveren.

Ik ben gek op espresso en die je hier drinkt is echt geweldig, kost bijna niets en is ook bijna niets qua volume, maar de smaak is heerlijk sterk.

Goed, terug uit mijn overpeinzingen pak ik de trein naar Cefalù en geniet van het uitzicht op de Thyrreense Zee.

Rechts zie ik weer bergen en het landschap is mooi.

De huizen doen mij aan een blokkendoosmodel denken, vierkant met een plat dak, meestal wel met een dakterras.

We passeren het plaatsje Trabia, een op het oog onooglijk gehucht, ongeveer op het midden van de route.

Langs de kust liggen prachtige, nu nog verlaten strandjes. We rijden op sommige stukken van het traject echt pal langs de zee.

We stoppen nog in Términi en passeren vele sinaasappel boomgaarden en enorme cactussen.

Verder zie ik veel bomen, waarvan ik denk dat het Cipressen zijn.

Het station van Cefalù ligt vlakbij het centrum van het plaatsje, wat een schilderachtige aanblik biedt, met de zo typische kleine smalle straatjes en met een mooi uitzicht op de zee. (foto 6, 044c)

Midden in het centrum staat de Dom van Cefalù, met zijn twee karakteristieke torens, aan de Piazza del Duomo.

Op de achtergrond rijst la Rocca, een paar honderd meter hoog massief, omhoog naar de hemel.

De Dom is gebouwd in de Normandisch – Arabische stijl. De dom zou gebouwd zijn door Roger II, als dank, nadat hij was gered uit een storm op zee.

Het meest opvallende in de dom is het enorme mozaïek van Christus, die een open bijbel in zijn linkerhand houdt.

Het is prachtig weer en ik drink wat op het plein voor de Dom en geniet van het uitzicht op de Dom en la Rocca.

Cefalù is een rustpunt na de enorme hectiek van Palermo.

Ik wandel op mijn dooie gemak rond in het plaatsje en loop van ene smalle straatje naar het andere.

Ik kijk even bij een visserman die netten aan het boeten is en vraag hem of ik een foto van hem mag maken.

De man vindt het prima, hetgeen hij met een kort knikje met zijn hoofd laat blijken en gaat onverdroten voort met zijn werk. (foto 9, 48c)

Ik duik nog een nisje in en loop een trap af waar ik, volledig verborgen voor de buitenwereld, vervolgens stuit op iets wat lijkt op een waterleidingsysteem uit vroeger tijden.

Ik weet niet precies wat het is, maar het ziet er geraffineerd uit en het functioneert blijkbaar nog steeds.

Uit kleine dierenhoofdjes die aan de muur zijn bevestigd loopt water in een waterkanaaltje.

Iets verderop is een stenen tunnel en zijn er vierkanten uitgespaard in de vloer, met voor elk vierkant een omhoog staande tegel.

Ik wandel langs de kust en geniet ook hier van het lentezonnetje en het mooie uitzicht.

Ik was al vroeg in Cefalù en pak om 13.20 uur de trein terug naar Palermo.

Ik wil nog naar Monreale om daar de beroemde Kathedraal te bekijken.

Om weinig tijd te verliezen neem ik vanaf het Centraal Station in Palermo een taxi naar het Piazza Indipendenza, waar de lijnbus vertrekt.

De taxichauffeur begroet mij hartelijk, om vervolgens met de deur in huis te vallen en te roepen dat de meter kapot is, wat een garantie is voor afzetterij.

Ik zou normaal gesproken gaan lopen, maar omwille van de tijd vraag ik de man toch maar naar het Piazza Indipendenza te rijden.

Na enkele minuten met ware doodsverachting door het verkeer te zijn gescheurd, moet ik tien euro betalen.

Hoewel het normaal niet meer dan een euro of drie mag kosten valt het mij nog mee.

Ik pak bus nummer 389 die bij de Kathedraal zal stoppen en we rijden omhoog de bergen in naar Monreale.

De bus stopt inderdaad precies voor de Kathedraal en als ik binnen ben kan ik constateren dat over deze Kathedraal geen woord te veel is gezegd.

Het interieur is prachtig. De Kathedraal is overigens ook weer in de Normandische stijl gebouwd.

De Kathedraal is 102 meter lang en is binnen voorzien van achttien pilaren en in het dak van 13 grote balken.

De overheersende kleuren zijn goud, blauw en groen.

Bij het altaar zijn drie grote bogen te zien met grote afbeeldingen.

De achttien pilaren gaan over in bogen en aan het eind van elke pilaar bevindt zich een beeld en vanaf dat punt zijn de beeltenissen en de wanden allemaal opgebouwd uit mozaïek.

De vloeren zijn allemaal gemaakt van marmer en net als de zijwanden voorzien van allerlei motieven.

De mozaïeken versieringen stellen tientallen gebeurtenissen uit het Oude testament voor.

Enkele voorbeelden zijn: de ontmoeting van Eva met de slang, de moord op Abel, de vloek van Kaïn, de opdracht van Noach om de ark te bouwenen de Aartsengelen Raphael en Michael.

Alleen al om de beeltenissen, opgebouwd in mozaïek, rustig te bekijken moet je een tijdje uittrekken.

Ik ga maar in één van de kerkbanken zitten en kijk mijn ogen uit.

Als ik door de Kathedraal wandel zie ik rechts naast het altaar een mozaïek restaurateur aan het werk aan de vloer van de ruimte naast het altaar.

Ook de vloeren links en rechts naast het altaar zijn helemaal opgebouwd uit mozaïek.

De man krabt met een heel klein stukje gereedschap, steentje voor steentje schoon en in het juiste formaat, om het vervolgens op een hoopje gerestaureerde mozaïek steentjes te leggen.

De term monnikenwerk is absoluut op hem van toepassing.

De man praat met de bezoekers van de Kathedraal over zijn werk en hij geeft aan dat onlangs wat munten had gevonden uit 1370.

Ik wandel nog een tijdje rond en maak wat foto’s van de omgeving en neem dan de bus terug naar Palermo.

Ik loop vanaf de Piazza Indipendenza terug naar het hotel en bekijk nog even de Chiesa di San Giuseppe, een eenvoudige kerk met een schitterend plafond.

Op de Mercato di Ballarò zie ik een man een klein inktvisje van een marktkraam pakken en rauw naar binnen slingeren.

Hij kauwt een paar keer, slikt, knikt tevreden en pakt er nog één. Een soort nieuwe haring, maar dan anders.

Na een goed besteedde dag ga ik redelijk op tijd slapen.

Donderdag

Vandaag neem ik de trein naar Agrigento en zak dus eigenlijk recht door het eiland heen naar beneden, van de kust van de Thyrreense Zee, naar de kust van de Middellandse Zee.

Nadat ik kaartje heb gekocht en mijn dagelijkse kopje espresso achter de kiezen heb, ga ik rustig op het perron op een bankje zitten en wacht op de trein.

Als de trein mooi op tijd aankomt denken de passagiers in te kunnen stappen, ik dus ook, maar zo werkt het hier niet.

De passagiers die in de trein zitten stappen uit, een schoonmaakploeg stapt in en de deuren worden gesloten.

Het is lekker weer en ik ben op vakantie, dus het maakt mij allemaal niet uit.

Na twintig minuten openen de deuren zich en de schoonmaakploeg verlaat de trein.

We kunnen instappen en met een vertraging van ruim twintig minuten vertrekt de trein.

Het enige nadeel is dat de verloren tijd van mijn geplande bezoek aan de Valle dei Templi, de vallei van de tempels, af gaat.

De Valle dei Templi staat op de Unesco wereld erfgoedlijst en is één van de meest bekende bezienswaardigheden van Sicilië.

Het eerste stuk van de reis gaat nog langs de Thyrreense Zee, waarbij we dorpen als Bagheria, Trabia en Términi Imerese passeren.

Vanaf Términi Imerese rijden we zuidwaarts en één van de eerste plaatsen die we aandoen is Montemaggiore, waar we het kenmerkende kustlandschap achter ons hebben gelaten en waar sinaasappel- en citroenboomgaarden de overhand krijgen.

Verder zijn er grote velden te zien met artisjokken.

Het landschap wordt steeds afwisselender, met bergen, dalen, riviertjes en boomgaarden, regelmatig onderbroken door zwart en donker, als we weer een tunnel inrijden. Ik zie dan minder, maar hoor ook minder, want bij elke tunnel ploppen mijn oren dicht.

In Palermo waren veel passagiers uitgestapt, maar ingestapt zijn er niet zo veel en dat komt op ongeveer een derde van de reis goed van pas.

Er zijn problemen met de trein. Een kleine conducteur komt in een soort Louis de Funes stijl, maar dan op z’n Italiaans, uitleggen dat er problemen zijn.

Hij loopt nerveus heen en weer te drentelen en tettert onophoudelijk tegen de passagiers.

Ook tegen mij uiteraard. Ik snap er niet veel van, maar ik begrijp dat we de trein in de eerstvolgende plaats uit moeten, met een bus verder worden vervoerd en ergens verderop vervolgens weer in een andere trein zullen stappen.

We stappen uit in Roccapalumba, waar een kleine bus op ons staat te wachten.

Nu komt het dus van pas dat er niet al te veel in de passagiers in de trein zitten, we hebben allemaal een zitplaats.

In de bus wordt heftig gediscussieerd door de Italianen.

Twee Canadezen vertellen mij dat ze gisteren ook al grote problemen hadden met een trein waar ze in zaten, hetgeen ze op grote vertragingen kwam te staan. Blij zijn ze in ieder geval niet en ze mopperen wat af.

De problemen brengen echter ook voordelen met zich mee, want in plaats van door de bergen met de trein, rijden we er nu over met de bus, wat toch ook weer mooie vergezichten oplevert.

Op het station van Cammarata – San Giovanni Gemini vervolgen we de reis weer met de trein.

Het is inmiddels half elf en de vertraging is bijna opgelopen tot een uur, maar dat maakt allemaal niet uit.

De trein waar we nu in zitten fluit als een oude stoomlocomotief en rijdt ongeveer half zo snel.

We kruipen werkelijk door het landschap en één ding is zeker, nog meer ontspannend reizen als je op vakantie bent, kan bijna niet.

Ik geniet van het mooie bergachtige landschap met de vele dalen.

We passeren het plaatsje Campofranco waar een enorme zoutfabriek kort aan de rails staat.

Ruim een uur na de geplande aankomsttijd arriveren we dan op het Centraal Station van Agrigento, waar het ontzettend rustig is.

Ik pak bus lijn 1 voor het station en na een minuut of tien sta ik voor de ingang van de Valle dei Templi.

Dit is een groot archeologisch terrein, waar vijf ruines van Griekse tempels zijn terug te vinden, waarvan een enkele nog in zeer goede staat verkeert.

Het is lekker weer en ik begin mijn wandeling aan de kant van de overblijfselen van de Zeus tempel en de Castor en Pollux tempel.

Er is bijna niemand te bekennen en naast een groepje Italianen loop ik alleen over het terrein.

Het is apart dat je vanaf dit terrein een uitzicht hebt op het moderne Agrigento, dat parallel loopt aan de oudheid.

Het gedeelte van de vallei waar de overblijfselen van de tempels van Zeus en Castor en Pollux liggen vind ik niet heel erg bijzonder.

Er is voornamelijk "laagbouw" om het zo maar te zeggen. Slechts een klein gedeelte, bestaande uit enkele pilaren staat nog rechtop. Dit zijn de Dorische zuilen, behorend tot de Castor en pollux tempel.

Het schijnt dat dit niet geheel authentieke zuilen zijn.

Er liggen wel heel veel, ooit tot de pilaren en onderbouw behorende stenen, waartussen prachtige planten bloeien en mooi gekleurde hagedissen zich een weg banen.

Ingepakt in een soort net ligt een groot beeld, waarvan ik vermoed dat het één van de ooit hier staande reusachtige figuren moet zijn geweest, welke is nagebouwd en nu vermoedelijk wordt gerestaureerd.

Rondom het uitgestrekte terrein bloeien veel bomen en struiken en zijn verschillende mooie, mij onbekende, vogels te zien.

Nadat ik rustig het hele terrein aan de "Zeus kant" over ben gewandeld, steek ik de weg over naar de andere kant van het archeologische terrein.

Hier liggen de beter bewaard gebleven Heracles tempel, de Concordia tempel en de Tempel van Hera.

Terwijl ik langzaam de glooiende weg omhoog loop geniet ik van het prachtige uitzicht om mij heen.

Veel bomen staan nog in bloei, net als allerlei heesters en struiken.

Ik passeer een goed onderhouden tuin en loop af en toe een stukje van het pad af om van mooie vergezichten te genieten.

De Hera- en Concordia tempel zijn het best bewaard gebleven zien er nog vrij compleet uit.

Van de Heracles tempel staan nog acht zuilen omhoog, maar hier kun je wel lekker door de overblijfselen van de tempel slenteren.

Bij de Hera tempel ga ik even op de grote stenen wand achter de tempel zitten en kijk over het hele terrein uit.

De Hera tempel ligt het hoogst en vanaf deze tempel kijk je over het hele omliggende terrein, waaronder de Middellandse Zee.

Naast mij zitten nog vier andere mensen en dat is het dan. Meer toeristen zijn er niet te vinden en dat verbaast mij eigenlijk wel een beetje. Als ik een archeologisch bouwwerk bezoek, waar dan ook, moet ik altijd even denken aan de bouwvakkers die de vaak bijna onmogelijke klussen geklaard hebben, zo ook nu. Ik verbaas mij erover hoe de enorme stenen zonder al te veel hulpmiddelen vroeger zo op hun plek zijn gezet, dat ze er nu nog staan.

De temperatuur is heerlijk en ik slenter op mijn dooie gemak terug naar de weg, waar ik de bus zal nemen naar Agrigento. In de Lonely Planet staat dat je een dag uit moet trekken voor de Valle dei Temple en in het hoogseizoen is dat misschien ook wel zo, maar als je goed te been bent en in het voorjaar een bezoek brengt kun je absoluut volstaan met een halve dag.

Terwijl ik wacht op de bus, komen twee Amerikanen uit New York, die een rondreis maken door Italië, naast mij zitten en we praten een beetje over onze ervaringen. Opvallend, of misschien ook niet, de Amerikanen hebben gisteren grote problemen gehad tijdens hun treinreis. Misschien is het typisch Amerikaans, maar ook de pizza’s waren niet goed (???!!) en het hotel eigenlijk ook niet en de rest van de waslijst met klachten zal ik maar niet noemen.

Ik neem bus nummer 3 terug naar Agrigento, welke mij weer voor het Centraal Station afzet.

Ik wandel nog even door Agrigento, wat geen heel bijzondere plaats is, maar bij een lekker temperatuurtje doet elke kleine Italiaanse plaats wel leuk aan en dan smaakt ook een cappuccino met een broodje mozzarella, olijf en tomaat nóg beter.

Als ik terug ben op het perron van het Centraal Station van Agrigento ontspint zich take drie van de slapstick rond de Italiaanse Spoorwegen.

Palermo staat aangegeven voor perron 1, dus ik ga daar op een bankje zitten en wacht af.

De trein die er staat opent de deuren en de passagiers, ik ook, willen instappen. Fout.

Op het moment van instappen schalt een stem door de luidspreker dat de trein naar Palermo op perron vier staat, tenminste dat meen ik te begrijpen uit het razendsnelle Italiaans.

De trein staat klaar en we stappen in, want het is bijna vertrektijd. Jammer. Louis de Funes deel twee, een kopie van de conducteur van de heenreis, komt aanvliegen en sommeert ons de trein te verlaten.

Dit tafereel herhaalt zich tenminste drie keer, waarbij ik de laatste keer al niet meer instap, ondanks dat elke keer een andere spoormedewerker zegt dat we mogen instappen. Sommige passagiers durven die gok, om niet in te stappen, echter niet te nemen en moeten keer op keer de trein weer uit.

Ik ga maar weer op een bankje zitten en zie dat de trein vertrekt, zonder passagiers.

Louis de Funes is inmiddels ergens anders nerveus aan het doen en daar zitten we dan.

Geen Louis, geen stem uit de luidspreker en geen trein.

Dat is Italië zeggen de Canadezen, die gelijk met mij terug reizen, tenminste dat hopen we.

Uiteindelijk komt dezelfde trein weer terug, alsof ze zich bewust is van het feit dat er geen passagiers aan boord zijn, opent de deuren en we mogen instappen en vertrekken met een dikke vertraging.

Als we rijden vliegt de conducteur, Louis de Funes deel twee dus, in een recordtempo heen en weer door de trein.

We rijden weer door het imposante landschap, waar enorme stenen en rotsen de dalen lijken te vullen.

Op de flanken van de bergen grazen koeien, schapen en paarden.

In een boerendorpje stapt een heel klein vrouwtje in met enorme schoenen en gaat tegenover mij zitten. Ik denk dat het een boerin is die op het land heeft gewerkt, want ze heeft de handen zwarter dan haar veel te grote schoenen.

Ik schat dat de schoenen zeker een maat of vier te groot zijn.

Na een verder comfortabele reis kom ik uiteindelijk aan in Palermo, waar ik nog even rustig rondwandel, een biertje drink in het wat louche café waar ik al eerder was en een lekkere pizza eet in het restaurant waar ik eerder worstelde met de monsterachtige visjes.

Vrijdag

Vandaag check ik uit en laat ik mijn bagage nog even achter in het eenvoudige, maar zeer goede en centraal gelegen hotel Sicilia.

Ik vertrek later op de dag naar Trapani, maar ik wil eerst nog een bezoek brengen aan de Catacombe dei Cappuccini, waar achtduizend doden wachten op de dag des oordeels.

Als ik het hotel uitkom beland ik midden in een studentenopstand. Studenten schreeuwen leuzen en staan met spandoeken midden op de Via Maqueda voor een gebouw.

Ze blokkeren de hele weg en de toch al grote verkeerschaos in Palermo is zo mogelijk nog groter.

Over de hele Via Maqueda staat het verkeer in beide richtingen vast en het geschreeuw van de studenten wordt overstemd door tientallen verschillende claxons.

Na even te hebben gekeken naar de opstand loop ik naar het Piazza Indipendenza, waar ik bus 327 neem naar de Catacombe dei Cappuccini.

Volgens mijn reisgids is de Catacombe dei Cappuccini een toeristische trekpleister, wat ik mij helemaal niet kan voorstellen.

In de catacomben onder de grond zijn namelijk achtduizend doden opgebaard, die wachten op de dag des oordeels.

De doden overleden tussen de zeventiende en negentiende eeuw en behoorden tot allerlei klassen van de bevolking.

Het is halftien in de morgen als ik bij de Catacomben aankom en ik wijt het maar aan het vroege tijdstip dat ik als enige voor de kassa sta.

Een Kapucijner monnik, gekleed in een sombere bruine pij, zit achter de kassa en ik betaal hem de ander halve euro entreeprijs.

Als ik de monnik heb betaald wijst hij mij aan dat ik naar beneden moet, een trap af.

Ik wandel nog ontspannen naar beneden en een paar trappen later sta ik voor een deur.

Het is doodstil en hoewel er achtduizend doden moeten staan en liggen verbaast mij dat toch enigszins, want we hebben het hier toch over een toeristische trekpleister?

Ik doe de deuren, inmiddels dus een behoorlijk stukje onder de grond, open en stap in een groot ondergronds gangenstelsel.

Ik word direct geconfronteerd met goed en slecht gebalsemde doden, waar ik maar kan kijken.

Direct bij mij naast de ingang staat een man in een uniform, opgesteld als een soort bewaker.

Ik zie naast de doden helemaal niemand en ik aarzel een moment om naar binnen te gaan, maar ja Nederlander hè en één euro vijftig is één euro vijftig.

Ik loop naar binnen en sla linksaf een gang in en kijk met een gemengd gevoel van verbazing en afschuw naar de enorme hoeveelheid doden die soms liggen in nisjes en soms rechtop tegen de muur staan, af en toe weinig respectvol met een ijzerdraadje vastgebonden.

Sommige doden zien er nog redelijk herkenbaar uit, waarmee ik wil zeggen dat je nog vrij duidelijk kunt zien hoe de mensen er uit hebben gezien, ze zijn bijvoorbeeld nog voorzien van een grote bos haar.

Anderen zijn echter vergaan tot een skelet en weer anderen hebben nog prachtige kleren aan, terwijl van de meeste slechts redelijke restanten van kleding over zijn.

Je kunt de doden overigens aanraken, zo dicht bij zijn ze. Aanraken is uiteraard wel verboden.

Het gangenstelsel, vijfhonderd meter in een vierkant als ik het goed heb, is onderverdeeld in verschillende categorieën doden.

Er is een deel met mannen, een deel met vrouwen, een deel maagden, een deel kinderen, een deel religieuzen en een deel waar professoren enzovoort liggen of staan.

Uiteraard is het hele gangenstelsel indrukwekkend, maar het hoekje waar de kinderen liggen spant de kroon. Het is pijnlijk om naar zulke kleine lichaampjes te kijken, zelfs ook in de wetenschap dat ze al eeuwen geleden zijn overleden.

In een kistje met een glazen deksel, achter tralies en op een vloer met graven of herdenkstenen, ligt de kleine Rosalia Lombardo, een meisje dat op tweejarige leeftijd overleed in 1920 en bij uitzondering hier nog mocht worden opgebaard.

Het meisje is echt heel erg goed "bewaard" gebleven, al vind ik het raar om het zo te zeggen.

Hoewel ze een iets te donkere huidskleur heeft zou je denken dat ze elk moment wakker kan worden en weer buiten gaat spelen. Helaas, dat zal nooit gebeuren.

Wat ik nog vergeet te zeggen is dat ik helemaal alleen tussen de doden loop. Niets toeristische trekpleister en ik voel mij steeds ongemakkelijker.

Sommige doden lijken het echt uit te schreeuwen van de pijn en één gezicht kan model hebben gestaan voor de Schreeuw van Munch, maar dan in het kwadraat.

Ik merk dat ik steeds harder ga lopen en het enige dat ik hoor zijn mijn voetstappen.

Als ik even stilsta hoor ik geritsel en ik denk op dat moment echt dat een lichaam, wat provisorisch met een ijzerdraadje vastzit, loskomt van de muur.

Ik (man, toen 47 jaar en 1,90 m) schrik me wezenloos en ik loop in een stevig tempo naar de uitgang die ik al in het vizier heb.

Ik loop snel de trappen op en ben blij dat ik weer bij de kassa ben.

Ik overweeg nog even een folder mee te nemen, maar besluit het niet te doen.

Genoeg doden gezien, ook nog doden in mijn rugzak hoef ik niet. Ik knik naar de Kapucijner en loop naar het eerste cafetaria voor een dubbele espresso.

Als je nieuwsgierig bent naar hoe de dood er uitziet, of gewoon een stuk geschiedenis van Palermo wil zien, want dat is het namelijk, moet je hier absoluut naar toe gaan.

Als je niet zeker weet of je tegen veel doden kunt of van nature al een zwakke maag hebt, moet je vooral niet gaan en zeker niet om halftien in de morgen, want je bent helemaal alleen met achtduizend anderen als minder gezellig gezelschap.

Ik wandel terug naar de bushalte en merk nog eens dat Palermo een mooie stad, maar ook een vieze stad is. Ik adem puur uitlaatgassen.

Ik ga naar het Centraal Station waar ik de trein van 11.30 uur neem naar Trapani, de verwachte aankomsttijd is 13.45 uur.

Het eerste stuk van de reis is niet bijzonder en de trein zit ook nog eens stampvol, maar vanaf het plaatsje Trappeto volgt de trein de prachtige kustlijn.

Na de wat grotere plaats Castellamare del Golfo, ongeveer vijftig kilometer van Trapani, wijken we weer van de kust af.

Niet veel later zijn we precies op tijd in Trapani.

De taxichauffeur die mij naar het hotel brengt biedt mij aan om me morgen voor dertig euro naar het vliegveld van Birgi te brengen. Ik neem zijn kaartje aan en zeg hem dat ik zijn aanbod in beraad houdt, maar in de Lonely Planet heb ik gezien dat een bus je er voor ruim € 2,00,-- naar toe brengt en dat is wel een heel erg groot verschil.

Ik wandel een beetje rond in Trapani, maar alles is er gesloten tussen 13.00 uur en 17.00 uur.

Het is lekker weer, dus ik ga op een bankje zitten bij de jachthaven en geniet van de dagelijkse beslommeringen in het haventje.

Als ik mij even heb opgefrist in het hotel loop ik tegen 18.30 uur weer naar buiten, waar het inmiddels een drukte van belang is.

Alle inwoners van Trapani lijken de straat op te zijn gegaan, samen met de weinige toeristen.

Ik slenter een beetje rond en drink een lekker bakje koffie, om vervolgens om half acht een restaurantje binnen te stappen.

Eenmaal binnen zie ik een kok en een dikke man met half ontbloot bovenlijf met elkaar praten.

De man, waarvan de omvangrijke buik tussen zijn openstaande overhemd naar buiten steekt als een stuk binnenband door een buitenband, schrikt zich wezenloos als hij mij ziet.

Hij is vermoedelijk de eigenaar, want hij overstelpt mij met excuses over de manier waarop hij erbij loopt.

De oorzaak van zijn onbehoorlijke gedrag, zo zegt hij zelf, ligt hem in het feit dat het restaurant nog niet open is.

Om acht uur zal hij een tafeltje voor mij vrij houden en ik beloof hem er te zijn.

Ik loop weer naar buiten en bekijk in de tussentijd de kathedraal van Trapani.

Als ik rond kwart over acht weer binnenkom in het restaurant, word ik door de eigenaar, die inmiddels keurig is gekleed, met open armen ontvangen.

Hij doet alsof hij mij al jaren kent en brabbelt er lustig op los in het Italiaans.

Hij begeleidt mij naar mijn tafeltje, zoals hij had beloofd en ik begrijp uit zijn stortvloed van woorden wel ongeveer wat hij bedoelt en ik zeg af en toe "si" en "no", wat later voor wat verwarring zal zorgen bij een Nederlands echtpaar met twee jonge kinderen die ook in het restaurant zitten.

Ik bestel een ontzettend lekkere vissoep en cous cous met vis, specialiteit van het huis.

Als je in dit restaurantje vis besteld krijg je de keus in het restaurant voorgeschoteld.

De eigenaar komt met een grote schaal, met daarop diverse soorten verse vis en laat de keus aan de gasten.

De Nederlanders die twee tafeltjes verderop zitten, praten als volleerde kakkers over de meest onbenullige zaken, waarbij het het belangrijkste lijkt om interessant te doen naar de kinderen.

Ik wil het niet horen, maar dat lukt niet, zo overdreven hard proberen de balletjes de aardappel achter in de keel te laten vibreren.

Hun zoontje Jean Paul, hoe kan het ook anders en hun dochter zien er uit als hun ouders en praten ook zo.

De kleding die ze aan hebben stamt zo ongeveer uit de tijd dat de kleding uit de Ollie B. Bommelstrips modern was. Best wel zielig eigenlijk.

Nou heb ik wel een redelijk donker uiterlijk, zeker als de zon er een beetje aan heeft gewerkt en als ik de vraag van de eigenaar of ik een wijntje bij het eten wil met si heb beantwoord, merkt de vrouw met luide stem op "dat is diezelfde Italiaan als gisteren, als hij net zoveel eet als gisteren, groeit hij helemaal dicht".

Ik kijk niet op of om, niemand in het restaurant trouwens, waardoor het idee bij het gezin wordt versterkt dat ze als enige Nederlanders in het restaurant zitten.

Hun optreden krijgt een wat gênant karakter als ik het middelpunt van hun discussie wordt.

De gans schreeuwt door het restaurant dat ze wel begrijpt dat ik hier elke dag eet en dat ik zelfs een eigen tafeltje heb.

Ik geniet inmiddels van het heerlijke eten, als het echtpaar ruzie krijgt.

De gans schreeuwt tegen de kwal des huizes dat ze altijd dat moeten nemen wat hij zegt, maar dat ze het helemaal niet lusten, tegelijk voor haar toekomstige hockey- of golfsterretjes sprekend.

Op een gegeven moment zegt de vrouw zelfs tegen de man en ik heb het niet gezegd, ik geef alleen maar weer "Kijk maar uit, die Italiaan daar achteraan is alleen en een knappe man, dus pas maar op. Dat lijkt mij wel wat".

Het echtpaar kibbelt nog wat door, regelmatig mij als onderwerp in hun gesprek mengend, maar ik besluit niets te zeggen.

Voor je het weet zou ik er nog mee moeten praten ook.

Ik sluit af met een heerlijk vers fruit toetje en neem hartelijk afscheid van de eigenaar van het restaurant.

Ik wandel nog even door Trapani en duik dan mijn nest in, morgen moet ik vroeg op voor de terugvlucht.

Zaterdag

Het is in heel Europa stormachtig weer en ook in Trapani is het weer omgeslagen.

Het waait stevig als ik ’s morgens om zes uur op de bus wacht, die mij voor € 2,80,- naar het vliegveldje van Birgi brengt, vanwaar ik terug vlieg naar Dusseldorf – Weeze.

Op het vliegveld ga ik nog even naar de w.c., waar ik, hoe kan het ook anders, voor het urinoir naast de man komt te staan uit het restaurant.

De man kijkt mij eerst verbaasd aan, waarna een blik van herkenning over zijn gezicht komt.

Als ik klaar ben en netjes goedemorgen tegen de man zeg, valt zijn mond bijna open.

De terugvlucht is vervolgens geen prettige, we wijken enkele keren uit en vliegen twee of drie keer aan op het vliegveld van Weeze, aangezien het enorm stormt en daardoor het landen niet van een leien dakje gaat.

Uiteindelijk goed aangekomen kijk ik terug op een heerlijke week Sicilië, een absolute aanrader.

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade